Het verlangen om samen te leven vanuit basisinkomens is niet meer het perspectief.
Een verlangen projecteert zichzelf op de toekomst: die lijkt mooier te worden als we ooit vanuit basisinkomens zullen samenleven.
Maar in het hier-en-nu ligt het zicht waar het nu om gaat: het zicht op het onrecht in het hier-en-nu, het onrecht dat we nog steeds van ons basisinkomen worden onthouden, nog steeds van onze vrije levenstoegang worden onthouden.
We hebben het dus niet over een tijdslijn die steeds korter wordt (omdat we denken dichterbij dat ene punt in de toekomst te komen), maar over een tijdslijn die zichzelf alsmaar blijft verlengen: het hier-en-nu dat zichzelf steeds weer op dezelfde manier de toekomst in leeft: vanuit het ons onthouden van de ervaring die bij het samenleven vanuit bestaansgeld (basisinkomens) hoort.
De eis wordt dus iedere dag erger. De respons wordt dus iedere dag krachtiger. Want het onrecht wordt steeds erger. Iedere dag verlenging is een verergering.
Pas als je dit innerlijk zo ervaart, ben je werkelijk verbonden met de werkelijke betekenis van het basisinkomen: dat ze bij ons hoort, onze vrije levenstoegang hoort bij ons, en hoort in beschermde staat te zijn. Voorgoed.